Kennismaking met Mozambique
Door: Yvonne
Blijf op de hoogte en volg Yvonne
22 November 2019 | Mozambique, Bilene
Het is 9 uur. Voor de grens van Mozambique staan links vrachtwagens in een rij. Voorzichtig rijden we de 1½ kilometer lange rij voorbij. Zoekend naar waar het douanekantoor zich bevindt. En tip drie in acht nemen: ga niet in zee met jongens die je zogenaamd willen helpen. Vakkundig schudt Jan de fake bemiddelaars van zich af. Gewapend met auto certificaat en visa stappen we een aftands gebouwtje binnen. Visa worden gescand, foto’s gemaakt, duimafdrukken opgeslagen. Nu het spannendste: de auto invoeren. Een vriendelijke oudere man in een keurig lichtblauw overhemd verschaft een formulier met een velletje carbon. Tjee, dat bestaat nog: denk ik. Realiserend dat we een minder ontwikkeld land instappen. Terug in de tijd, waar ooit een burgeroorlog heeft gewoed. Inmiddels liggen nu veel gegevens van ons gehuurde automobiel daar in een kantoor opgeslagen. Tegen 10.30 uur rijden we de enige 2 baansnelweg van het land op. Richting Maputo. Prima asfalt. Sterk wisselende snelheden. Van 100 km. naar plots voor 20 meter 80 km. Om daarna weer 60 km. te rijden. Daar waar mensen op de rijbaan lopen ligt de snelheid lager. Om de 5 kilometer houden politieagenten, in keurige hagelwitte overhemden, deelnemers aan het verkeer aan. Busjes bepakt en bezakt met huisraad, aanhangers met metershoge bagage. Helaas is de weg om de hoofdstad opgebroken. Er zijn geen alternatieven. Dus crossen we Maputo door. Jan bestuurt behendig de wagen tussen het onverwacht manoeuvrerende verkeer door. Boven de stad volgen we de weg langs de zee. Vlak land met slootjes en koeien. Alsof we weer even thuis zijn. Maar links en rechts staan armzalige hutjes van allerlei materialen. Dat wat bij ons in de verbrandingsovens terecht zou komen. De weg slingert door dorpjes. We zien keurig Afrikaans gestylde mensen. Met een zelfverzekerde uitstraling. Dit in tegenstelling tot veel gekleurde Zuid-Afrikaners. En daar ligt Bilene aan zee. Een piepklein authentiek dorpje. Waar nog amper toerisme is. Als blanken vallen we op. De centrale markt is een “zand passage”. Met rode houten hutjes waar handelswaar opgestapeld ligt. Veel schappen zijn leeg. Een enkeling spreekt Engels. Portugees is hier de voertaal. Een vriendelijke jonge man helpt ons bij het zoeken naar een adresje voor brood. “By big mama you go right”. En jawel, brood, uien en papaja’s. Daar redden we het mee. In een klein vooroorlogs winkeltje kopen we wat aanvullend voedsel. Prijzen? Deze liggen hoger dan in Nederland. Melk € 2,-, 6 eieren € 2,50, klein potje Nescafé € 7,50. Hoe kunnen de mensen hier rond komen? We hopen de komende weken meer te ontdekken over de cultuur van dit volk en antwoorden te vinden op onze vragen.