Buiten de gebaande paden
Door: Yvon
Blijf op de hoogte en volg Yvonne
17 Januari 2019 | Cuba, Cayo Santa María
Vandaag gaat onze reis van Cayo Guillermo naar Cayo Santa Maria; 250 km. We verlaten het eiland. Jan geeft plank gas, 65 km. per uur. Slaat z’n vleugels uit. Want onze weg gaat over de landingsbaan van het eilandje. We rijden het prestigeproject van Fidel op. Een 30 kilometerlange dijk. Fidel heeft een aantal eilanden, waar geen dorpjes waren en zijn, verbonden met een dijk met bruggen. Moet je voorstellen dat we onze Waddeneilanden allemaal middels dijken verbinden met het vaste land. Het Peugeotje kan vaart maken op deze weinig bereden weg. We naderen de controlepost waar we op de heenweg 1 paspoort, de mijne, hebben moeten laten controleren. Gelukkig sta ik niet te boek als landsgevaarlijk persoon. Toch een voordeel met mijn ervaringen van de 70’er jaren van de Sociale Academie. Met de kaart en GPS op schoot karren we verder door het afgelegen gebied. Rechtsaf het kleine stadje Morron in. Tot aan het eind van het plaatsje gaat het goed. Maar dan. Plots stopt een auto voor ons. Een grote plas met water en gat verhindert ons de enige toegang tot de kustweg te volgen. Een Cubaan op bromfiets gebaart ons linksaf te gaan. Al hobbelend passeren we steeds meer havelozer gekleurde huisjes. Steken een uit de tijd geraakte spoorwegovergang over. We raken het spoor bijster. Hier is het kwadranten wegen systeem beperkt. We volgen de weg die overgaat in zanderig geheel omzoomd met verzakte huisjes met golfplaten daken. We zijn kennelijk in de sloppenwijk terecht gekomen. Langzamerhand zijn we uit de bewoonde wereld geraakt. Alleen enorme zandkuilen in de weg. Doorrijden. Er is geen weg terug. Het stinkt. We rijden door een vuilnisbelt. Enigszins voelen we ons ongemakkelijk. Als we de assen en banden maar heel houden. En dan in de verte zien we de felbegeerde weg. Jan loodst ons stapvoets langs en door kuilen. Even later tuffen we op de beoogde weg. Na ettelijke kilometers constateren we dat er vrijwel geen auto’s rijden. In toenemende mate komen we ruiters en paardenkarren tegen. We kruisen kleine dorpjes waar knalroze, gele, turquoise huisjes met pilaren, waranda’s en schommelstoelen staan. We kijken elkaar aan: dit is het andere Cuba. Het is stil en verlaten op de weg. Af en toe zakt de snelheid naar die van de paardenkarren. De staat van de weg is om te huilen. We willen graag stoppen. Maar we willen niet weg zakken in de berm. Dus maar doormodderen. Na 3 uur manoeuvreren, de auto zigzaggend voorwaarts verplaatsen, is Jan het zat. Net op het juiste moment zien we een Fata Morgana in de middle of nowhere. Een luxe ogend vakantie resort voor de bemiddelde Cubaan. Voor ons wat rust met water en een boterham. Kort daarna zetten we de tocht door het afgelegen landschap verder. Links en rechts liggen kleedjes met daarop rode koffiebonen en zwarte bonen, voor de huisjes, te drogen. Loslopende kippen stappen parmantig over de bonen. Zijn dat onze fair trade bonen? 100 kilometer leidt Jan ons over deze weg. Tot aan een nieuwe smalle dijk. Eveneens een prestige project. 50 kilometer lang met 45 bruggen. Wederom een eiland verbonden met het vaste eiland, zonder dorpjes. Bekend om z’n vele soorten vogels en leguanen. Ben benieuwd.